woensdag 19 november 2014

Liefde voor leren

Liefde voor leren. Manon Ruijters schreef een boek met die titel[1]. Daar ben ik jaloers op, want als ik ooit een boek zou schrijven over onderwijs, zou dat de titel zijn. Het is wel mooi dat ik in haar boek, haar visie op leren, veel raakvlakken zie met die van mij. Goed om eens te proberen die visie te beschrijven.

Er zijn veel manieren van leren, mensen leren op een bepaalde manier, gestuurd vanuit leervoorkeuren, maar ook gestuurd door de situatie waarin zij verkeren en die hen noopt tot leren op die manier. Het is goed om een taal te ontwikkelen om het over leren te hebben, die taal helpt ons bij het leren en helpt ons ook om met en van anderen te leren. Ruijters beschrijft in haar boek zogenaamde leerlandschappen. Die landschappen staan voor verschillende leeroriëntaties, zoals leren vanuit de vraag, het verbinden van werken en leren en het leren vanuit het niet weten. Dat beeld inspireert mij. Ik zie het anders voor mij dan Ruijters, maar het begrip ‘leerlandschap’ past mij. Het zegt mij meer dan de term ‘leeromgeving’. De twee begrippen lijken op elkaar, overlappen elkaar. En toch hebben ze voor mij een heel verschillende gevoelswaarde. Dat is precies waarom taal zo belangrijk is als je het over leren hebt. Het is niet de exacte betekenis, de definitie, die telt, het is de emotie die er onder ligt. Die emotie komt voort uit mijn leergeschiedenis. Die geeft aan woorden en begrippen een andere kleur, een andere dimensie. Zo vind ik leerlandschap een goed woord en een mooi beeld.

Mijn ideale leerlandschap is vriendelijk en uitnodigend. Het helpt en prikkelt. Soms is het relaxed en soms verwarrend, maar altijd gericht op leren. Mijn leerlandschap is niet alleen fysiek. Het is ook niet alleen virtueel, of digitaal. Het is een plek die je uitnodigt om te leren, die past bij jou als lerende mens. De hogeschool kan zo’n plek zijn, met ruimte en rust, inspiratie en activatie. Maar die plek kan ook een studeerkamer thuis zijn, een afdeling in een bedrijf of een café. Het gaat erom dat je daar bent, op die plek, omdat je wilt leren. Je hebt een vraag die je wilt beantwoorden, een probleem dat je wilt oplossen, een kwestie die je wilt onderzoeken. Daar kies je voor, daar ben je medeverantwoordelijk voor. Dat doe je soms alleen, soms samen met anderen. De ene keer in een klaslokaal, dan weer in een bedrijf of via een online meeting. De student is geen consument, de docent geen producent. Je bent lerenden met elkaar, je zorgt er met elkaar voor dat je kunt leren én dat het leren ergens toe leidt. Het is dus niet vrijblijvend, je wilt je bekwamen in een beroep of een onderwerp. Je wilt leren.

Ik ben ervan overtuigd dat studenten op zo’n plek graag komen, om elkaar te ontmoeten, om interessante mensen te ontmoeten, om ervaringen op te doen, om te leren. In weerwil van wat er op allerlei plaatsen gezegd en geschreven wordt, van wat ik zelf op Hogeschool Leiden ervaar, blijf ik ervan overtuigd dat studenten graag willen leren. Niet op de manier die we ze nu bieden, misschien wel in een leerlandschap zoals ik hierboven beschrijf. Of iets wat daar op lijkt, een leerlandschap dat ze zelf mee vormgeven en inrichten.

Aan dit droombeeld werk ik de komende tijd: een leerlandschap waar onze hbo-studenten graag (komen) leren. Met zo’n dertig collega’s en studenten vorm ik de Werkgroep Herontwerp. Vorige week zijn we gestart met het benoemen van onze droombeelden, ons ideale onderwijs. We sprongen in het diepe. Geen uitgewerkte plannen van aanpak, geen doelen en resultaten. Laat het ontstaan. Niet zomaar in het wilde weg, maar vanuit een gedeeld gevoel van urgentie dat het anders kan en moet. Marien en Diederik van http://www.ideal-learning.org/ hebben ons begeleid tijdens twee inspirerende kick-offmiddagen, waar we werkten volgens the-art-of-hostingprincipes. (http://www.artofhosting.org/) De energie spatte ervan af.

Alle deelnemers hebben zich gecommitteerd aan het spannende proces dat we ingegaan zijn. Het zal niet alleen maar energie en inspiratie zijn. Ideal learning zal af en toe ook chaos zijn, of hard werken, of schuren, zoeken, experimenteren. En loslaten, veel loslaten. Maar het kan lukken. 

Wordt vervolgd.




[1] Ruijters, M. (2007). Liefde voor leren. Over diversiteit van leren en ontwikkelen in en van organisaties. Deventer, Kluwer.

woensdag 2 juli 2014

Mijn eerste portfolio

Voor het eerst in mijn leven heb ik een portfolio samengesteld. Met het portfolio wil ik mijn bekwaamheid als docententrainer /-opleider aantonen. Dat doe ik niet zomaar. Ik maak deel uit van een groep docententrainers die een pilot doen ter voorbereiding van een eventueel registratietraject. Wij zijn leden van het EHON, Expertisenetwerk Hoger Onderwijs, http://www.ehon.nl/  Dat is een vereniging van onderwijsadviseurs en docententrainers in het hoger onderwijs. In de pilot werken we een competentieprofiel voor de docentenopleider uit en stellen we een portfolio samen. Dat laatste om te toetsen of het profiel inderdaad de bekwaamheid van de samensteller kan meten.

Mijn eerste portfolio is meteen digitaal.
Ik doe mee aan de pilot omdat ik de achterliggende gedachte ervan omarm: als je van docenten in het hoger onderwijs een bepaalde bekwaamheid verwacht, moet je ook zeker weten dat hun opleiders bekwaam zijn. Ik vind het mooi dat het EHON dit oppakt en via onze ervaringen een profiel ontwikkelt. Ik vind het extra leuk om met de pilot mee te doen omdat ik als enige in het hbo werk. De anderen werken in opleidingscentra die verbonden zijn aan een universiteit. Alleen al daarom vind ik het zinnig om deel te nemen aan deze werkgroep.  

Goed. Ik heb dus een portfolio samengesteld. In januari ben ik begonnen. Eerst de zes competenties en de bijbehorende criteria nog eens goed lezen. We hebben ze zelf beschreven, maar nu ik moet aantonen of ik deze competenties bezit, lees ik ze heel anders. Hoe laat je nu zien dat je bekwaam bent? Wat zijn goede bewijzen? Ik begin bij de eerste competentie: Trainingen (her-)ontwerpen. Er horen acht criteria bij. Van alle acht moet je een of misschien meerdere bewijzen in het digitale portfolio uploaden. Het is een flinke zoektocht. Ik ontdek op de eerste middag al dat ik mijn archief niet echt goed op orde heb. Nog een avond en middag besteed ik aan het ‘vullen’ van het portfolio. Dan is er een overleg van de werkgroep.

Vier groepsleden hebben aan het portfolio gewerkt. We merken dat we behoefte hebben aan een leeswijzer, een sterkte-/zwakteanalyse, aan reflectie en aan concrete casus. Zo kun je als samensteller concreet maken wat je bedoelt en kun je de lezer meer achtergrond geven bij de bewijzen. We maken een soort handleiding voor de gebruikers, die we dan ook weer zelf kunnen uitproberen. Ook het portfolio wordt op ons verzoek iets anders ingericht.

In de meivakantie ben ik ongeveer drie dagen met de verdere invulling bezig. Ik maak een onderwijs-cv, een sterkte-/zwakteanalyse bij elke competentie, probeer dit zelfs te doen voor elk criterium. Ik reflecteer, beschrijf met de STARR-methode concrete voorbeelden van hoe ik gehandeld heb en zoek op allerlei digitale plekken naar bewijzen. Wat fijn dat we nu ook vanuit huis kunnen inloggen op het netwerk van de hogeschool. Ik kan dus ook daar op zoek!

Het is een klus, maar het is ontzettend leuk om zo na te denken over wat ik als docententrainer doe en waarom ik het op deze manier doe. Het is fijn om te genieten van de dingen die goed gaan, zoals collega’s betrekken en activeren. En het is erkennen van dingen die soms misgaan, zoals die keer dat ik vooraf niet goed afgestemd heb met onderwijsmanager en docenten over de inhoud van een trainingsbijeenkomst.

Het moment van de waarheid komt tijdens de bijeenkomst van de werkgroep op 24 juni. Vier leden van de werkgroep hebben hun portfolio samengesteld. Twee leden hebben de rol van kritische lezer / beoordelaar. Gedurende zes uur spreken we de vier portfolio’s door. De lezers / beoordelaars hebben allerlei vragen, maar die hebben wij samenstellers ook voor elkaar. Het is leuk en leerzaam om collega’s van zo dichtbij te leren kennen, want dat gebeurt bij het lezen van en praten over een portfolio. Je maakt je kwetsbaar, niet zozeer omdat je ook je zwakkere kanten benoemt. Ik vind het vooral kwetsbaar omdat het over mijn passie gaat. Dan gaat het over mij, over wat mij ten diepste raakt. Het gaat niet over wat ik dóe, het gaat over wie ik ben. Dat merk ik ook bij de anderen.

Voor sommigen gaf het samenstellen van het portfolio al voldoening, anderen willen toch graag horen of ze op basis van dit portfolio t.z.t. ook geregistreerd kunnen worden. Per slot van rekening hebben we er allemaal heel veel tijd en energie in gestopt. Daar kan nog niet veel over gezegd worden. Ofschoon ze op persoonlijke titel zeggen dat ze ons alle vier wel bekwaam vinden J

We besluiten nog één slag te maken. Nog één keer je portfolio doorlopen, bijwerken en fijn slijpen. En tegelijkertijd ook nog eens heel goed naar de criteria kijken. Het zijn er namelijk wel erg veel, hebben we gemerkt. Het profiel is wellicht té gedetailleerd. En nadenken over een ‘traject’ dat je docentenopleiders kunt bieden om hen te helpen tijdens het samenstellen. Wij hebben nu gemerkt hoe het praten over elkaars portfolio’s helpt bij het aanscherpen van je eigen portfolio. Dat is het moment waarop je leert, waarop ik leer. Dat maakt deze dag bijzonder en waardevol!


maandag 30 juni 2014

Regelnicht

Dochter A. is een echte regelnicht. Dat manifesteerde zich al toen ze nog maar vier jaar oud was. Ze organiseerde en regisseerde haar zus en broer vakkundig tijdens het spelen. Geen wonder dat ze terecht kwam bij de productionele kant van televisie en sinds kort ook van theater: www.grootsenmeeslepend.nl

Ik zie haar vader en mezelf niet direct als ‘regelaars’. Toch is ze wel een beetje erfelijk belast. Als docent in het basisonderwijs merkte ik dat ik best goed kon organiseren en regelen. Het is heel fijn als je je onderwijs goed kunt inrichten, zeker als je begint met een klas van 40 leerlingen, zoals ik. Daar heb ik geleerd hoe belangrijk het is dat je niet alleen goed weet wat je aan je leerlingen of studenten wilt leren, maar dat het essentieel is om dat zó te organiseren dat het ook gebeurt.

Die ervaring kwam me goed van pas als docent in het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs. Ik breidde mijn repertoire uit, want er wordt daar een ander beroep gedaan op je organisatievermogen. Al was het maar omdat pubers – net als wij allemaal -  graag leren, maar vaak niet op het moment dat ze bij jou in de klas zitten. Dan is het essentieel ze te verleiden met een goed verhaal en veel activiteit. Je wilt ze triggeren om te luisteren en mee te doen.

Ook als onderwijskundige in het hbo bouw ik voort op die ervaringen. Daar wordt vaak op een andere manier een beroep gedaan op mijn organisatievermogen, bijvoorbeeld in teambijeenkomsten of trainingen. Soms gaat het ook verder.

Ik vertegenwoordig Hogeschool Leiden in het E-mergeproject Digitaal Toetsen. E-merge[1] is een samenwerkingsverband van Universiteit Leiden, De Haagse Hogeschool, TU Delft en Hogeschool Leiden. Ze werken samen aan projecten waarbij ze ICT creatief inzetten om het studiesucces te vergroten. Wij vertegenwoordigers van het project Digitaal toetsen zien onszelf als spinnen in het web. Regelmatig komen we bij elkaar in het zogenaamde ‘spinnenoverleg’. Daar kwam ter sprake dat examen- en toetscommissies in het hoger onderwijs veel vragen en onzekerheden hebben over digitale toetsing. Examencommissies zijn uiteindelijk verantwoordelijk voor het borgen van kwaliteit van toetsing, dus hun zorg is begrijpelijk. Het spinnenoverleg besloot tot de organisatie van een seminar om de opgedane kennis uit te wisselen. Ik bood aan om dit op Hogeschool Leiden te houden. Samen met collega M van het ICLON, Universiteit Leiden, begon ik met de organisatie.

Een seminar organiseren doe ik niet zo vaak. Maar ik vind het een uitdaging om iets voor elkaar te krijgen. Uitgangspunt voor het seminar was de toetscyclus uit het rapport Verantwoord toetsen en beslissen in het hoger beroepsonderwijs[2]. Twee onderdelen daaruit, construeren en afnemen van toetsen, stonden centraal. Het leuke van ons E-mergeproject is dat de deelnemende instellingen op een verschillende manier ervaring opdoen met digitaal toetsen. Daardoor konden we drie workshops organiseren: Organisatie van en fraudepreventie bij digitaal toetsen, Online cursussen – waarderen voor diploma’s en Van toets tot toetsitembank en verder… Het doel van de workshops was uit te wisselen en met elkaar komen tot een advies aan examen- en toetscommissies.
De keynote werd verzorgd door twee ervaringsdeskundigen, Liesbeth Zijlstra en Henk Fuchs. Zij zijn heel nauw betrokken bij de landelijke digitale toetsen voor Pabo en 2e-graads lerarenopleidingen.

Naast het bedenken en voorbereiden van de inhoud liep natuurlijk de praktische organisatie. Reserveren en inrichten van ruimtes, catering, aanmelding, inschrijving voor workshops, informatie voor de deelnemers, informatie voor de workshopleiders, wegwijzers, regelen van parkeerplaatsen, cadeautjes voor de sprekers en workshopleiders. Maar ook flip-overs, stiften, plakband om iets te kunnen ophangen tijdens de workshops. En vlak voor het seminar: overzichtslijsten maken van de deelnemers per workshop, aantallen afstemmen met de catering, lokalen controleren, routebeschrijving naar de workshopruimtes, deurposters ophangen.

Zo’n uur van te voren constateer ik dat alles in orde is. Tot nu toe was ik, tussen mijn gewone werk door, vooral druk met de organisatie. Na een langzame start waren er meer dan 50 aanmeldingen. Daar ben ik heel blij mee, want 50 is ons streefgetal. In principe kan er niet veel mis gaan. Toch word ik nu wel zenuwachtig. Ik heb ineens tijd om te bedenken wat er allemaal mis kan gaan…

Gelukkig komen er altijd mensen vroeg. Dus voordat ik echt nerveus kan worden, zijn de eerste deelnemers er al. De ruimte is er klaar voor, nog snel wordt een kapstok binnengeschoven. De koffie, thee en koekjes staan klaar. Collega M komt er al aan om bij de inschrijftafel te zitten, zodat ik de sprekers kan ontvangen. Kortom alles loopt.

Met de sprekers ga ik naar de zaal van de lezing. Daar is inderdaad een technische ondersteuner die helpt met beamer en geluidsinstallatie. Ik ga terug naar de ontvangstruimte en zie een volle zaal. Nog snel even oud-collega T uit Rotterdam begroeten, de check of de workshopleiders er zijn en dan zet ik mijn ‘juffenstem’ op: “Goedemiddag allemaal. Ik ben Cilia Born en heet u welkom op het seminar Digitaal toetsen voor examen- en toetscommissies. Gaat u met mij mee naar de zaal voor de lezing?”

Het wordt een mooie middag. Om zes uur zit ik moe maar tevreden in de trein. Het liep allemaal goed. Alles klopte, de collega’s van ICLON/Universiteit Leiden, De Haagse Hogeschool en TU Delft hebben leuke workshops verzorgd. Dankzij de medewerking van collega’s van catering en evenementen op Hogeschool Leiden liep het gesmeerd. Er zijn wel dingen die beter kunnen, maar mijn ondertussen zéér ervaren dochter A kan trots op mij zijn. Ook ik ben een beetje een regelnicht. In het filmpje dat onderdeel wordt van het verslag op de website van E-merge, krijg je een indruk van die middag.



[1] http://e-merge.nu/
[2] Expertgroep BKE / SKE onder voorzitterschap van Dominique Sluijsmans (2013). Verantwoord toetsen en beslissen in het Hoger beroepsonderwijs. Een voorstel voor een programma van eisen voor een basis- en seniorkwalificatie examinering (BKE / SKE). In opdracht van de Vereniging Hogescholen.

zondag 22 juni 2014

Urgentie

De laatste weken gebeuren er mooie dingen in het cluster M&B. Er vallen kwartjes, er golft inspiratie en elan door de gangen. De tijd is rijp voor verandering. Alles komt samen.

Bij mijn terugkomst uit Ethiopië, nu een maand geleden, nam ik mij voor het komend jaar veel meer te doen aan docentprofessionalisering op het gebied van didactiek.
Daar waren we in Ethiopië vijf weken mee bezig geweest: cursisten helpen bij het veranderen van hun didactiek. Niet meer ‘zenden’, maar studenten activeren tot diepgaand leren. Geen reproductie van oppervlakkige kennis, maar kennis vergaren die ertoe doet. Kennis die je nodig hebt om een complex probleem op te lossen. Een probleem dat je als beroepsbeoefenaar tegenkomt in de steeds sneller veranderende wereld. Die kennis draag je niet over door te zenden. Die kennis maak je je meestal pas eigen op het moment dat je genoodzaakt bent dat probleem op te lossen. Er moet dus een urgentie zijn om te leren.

Terug in Holland dacht ik: die training kan ik eigenlijk ook heel goed voor de collega’s in ons cluster geven. Wij ‘zenden’ ook nog veel en richten ons (te) weinig op het diepgaand leren, op het echte ‘kennis verwerven’. Maar hoe verander je dat als noodzaak niet gevoeld wordt? Ook docenten leren alleen als er een urgentie is. Geef ze eens ongelijk, docent zijn in het hbo is geen sinecure. Daar heb je je handen vol aan, dan is veranderen niet je prioriteit…

Maar dan… Een mailtje van collega P. Of ik het volgende blokoverleg wilde bijwonen want ze wilden met de collega’s praten over de inrichting en de aanpak van jaar 1. Zo’n vraag wakkert mijn nieuwsgierigheid aan, dus ik liet weten dat ik graag kwam. Vooraf praat ik met P. en collega A. de bijeenkomst door. Ze vertellen me dat ze het anders willen gaan doen. De studenten motiveren het beste uit zichzelf te halen, studenten activeren en betrekken bij het onderwijs. Niet meer alles voorschotelen, niet meer alles tot 6 cijfers achter de komma vastleggen, maar ruimte bieden voor studenten om het zelf uit te vinden. En mee te denken.
In de bijeenkomst vindt hun plan weerklank bij de collega’s. Natuurlijk is niet helemaal duidelijk wat je dan moet doen, maar de urgentie is voelbaar. Nu is er ruimte om met elkaar na te denken over andere vormen, andere didactiek. Nu is er een kans op verandering.

En ook... Al een jaar of twee experimenteert een steeds groter aantal collega’s in het leernetwerk Blended learning. Kortweg is dat een combinatie van online en face-2-face-onderwijs. Dat kun je zo revolutionair doen als je zelf wilt. Bijvoorbeeld alle hoorcolleges op video zetten en die online zetten, zodat studenten ze thuis nog eens kunnen bekijken. Maar ook studenten thuis een korte video met informatie laten bekijken en in de klas aan het werk zetten met opdrachten. Daar leren ze de informatie toe te passen en om te zetten in kennis.
Ondanks deze voorlopers is digitale didactiek voor veel docenten in ons cluster nog een ver-van-mijn-bed-show, terwijl we in ons ‘gewone leven’ omringd worden door digitale middelen.

En toch... Die digitalisering, ook – of juist – in het onderwijs en de veranderingen in de samenleving zijn redenen voor het MT van het cluster om na te denken over herontwerp van ons onderwijs. Daar zijn docenten gewoonlijk niet zo mee bezig. Zoals eerder gezegd, het leek steeds geen prioriteit te zijn. 
Maar nu worden begrippen als 21st-eeuwse vaardigheden, diep leren, activeren, dialoog aangaan met studenten steeds meer werkelijkheid. Er wordt een urgentie gevoeld en een grote groep docenten heeft zich aangemeld om hierover mee te denken.

We gaan een spannend proces tegemoet. Niemand weet hoe het zal worden en wat er precies nodig is. We weten alleen dat het anders moet omdat er zo veel, zo snel verandert in de wereld en onze studenten daar op voorbereid moeten zijn. Maar wat kan ik hier een boel van leren en wat zullen we er met z’n allen veel van leren!

Dat zijn de mooie dingen die gebeuren in ons cluster. Dat zijn de kwartjes die vallen, dat zijn inspiratie en elan die door de gangen golven. Alles komt samen: we voelen de urgentie om te veranderen…




zondag 1 juni 2014

Goed onderwijs

Echtgenoot A. heeft voor het Augustijns Instituut de video ‘Vertaalwerk in uitvoering’ gemaakt. Het Augustijns Instituut heeft zich ten doel gesteld de preken van Aurelius Augustinus te vertalen. In deze video, https://vimeo.com/90012772 , zie je hoe een vertaalteam van drie deskundigen, een classicus, een theoloog en een neerlandica, dit aanpakken. Als kijker word je meegenomen in het vertaalproces van één zin.

 https://vimeo.com/90012772
Een oud gevoel komt naar boven. Ik zie mezelf weer bezig met de Franse, Engelse en Duitse vertalingen lang geleden op de MMS. Heerlijk vond ik die puzzeltjes. Spannend om er echt goed Nederlands van te maken. Ik was zeker niet de braafste leerling, maar heel ijverig als het om vertalen ging. Natuurlijk was ik blij met een goed cijfer, maar ik was vooral trots als ik een compliment kreeg voor een mooie of originele vertaling. En zo’n jaar of tien later tijdens mijn studie Nederlands vond ik het vertalen van 17e-eeuwse teksten een van de leukste onderdelen. Ik was een van de weinigen die dat leuk vond. Weer dat puzzelen en zoeken naar de juiste woorden en zinnen.

Dit vertaalteam puzzelt ook. Het zoekt naar die woorden die precies de goede toon treffen. Vanuit drie verschillende invalshoeken bestuderen zij de tekst. Ze hebben verschillende overwegingen, juist vanuit hun specifieke deskundigheid. Dat zal wel eens wringen, lijkt mij. Maar uiteindelijk telt het resultaat: een preek die hardop uitgesproken moet worden. Het is mooi om te zien dat ze daar voor gaan en alle drie af en toe water bij de wijn doen omwille van de boodschap. “We houden van de teksten en we houden van Augustinus.” zegt de neerlandica, dat zie je en voel je.

Nog iets anders valt me op, de tijd die ze nemen om de tekst helemaal te doorgronden. Het kan niet anders dan zo, dat is duidelijk. Je moet wikken en wegen, naar woorden en betekenissen zoeken. Nog eens overleggen, nog eens herkauwen. Dan weer op zoek of een tijdje laten rusten. Dat is nodig als je kwaliteit wilt leveren. Dan moet je afstand nemen en tijd. Om te doordenken en te doorvoelen of het klopt. Kennelijk hebben ze tijd, of nemen ze die…
Misschien leer je dat wel als de preken van Augustinus vertaalt. Ik werd in ieder geval getroffen door dit fragment uit een preek van Augustinus. Het heet Goed onderwijs[1].

Het kan zijn dat we het vervelend vinden om vertrouwde stof, dingen voor kleine kinderen, telkens te herhalen. Laten we ons dan aanpassen aan hen met de liefde voor een broeder, een vader, een moeder. En zijn we eenmaal verbonden met hun hart, dan lijkt die stof ook voor ons nieuw. Want groot is de kracht van het inlevingsvermogen: als het hun iets doet wanneer wij spreken en ons wanneer zij leren, dan wonen wij in elkaar. Wat zij horen, spreken ze zo in zekere zin uit in ons, en wij leren in hen op een bepaalde manier wat wij zelf doceren.”

Als ik het herlees, voor mijzelf of hardop, word ik er steeds weer door geraakt. Dat heeft hij mooi gezegd, Augustinus. Of in ieder geval is het mooi vertaald. Want ja, dit is goed onderwijs.






[1] Uit: De catechizandis rudibus 17. Aurelius Augustinus. Voedsel voor de ogen. Vijfentwintig fragmenten uit de werken van Aurelius Augustinus ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van het Augustijns Instituut.
2014 Augustijns Instituut, Eindhoven